Met de fiets naar

 

Santiago de Compostela – Camino Frances
juli 2013


Dit is een verslag van de fietsreis die ik heb gemaakt
vanuit Pamplona naar Santiago de Compostela in juli 2013.
Een unieke ervaring en zonder twijfel een van de rijkste belevenissen van mijn leven!

Vrijdag 5 juli – Breda - Pamplona
Mijn reis begint in Breda, daar word ik om 14u verwacht aan het treinstation om met de fietsbus van Cycletours naar Pamplona te reizen. De reis zal ongeveer 18 uur duren, we rijden een groot deel ‘s nachts en zullen ‘s morgens op onze bestemming toekomen. De bus arriveert met een uur vertraging en deze vertraging zullen we nooit inhalen. De busreis verloopt rustig, we zijn met amper 20 passagiers en er wordt niet veel gecommuniceerd tussen de busreizigers. Velen reizen alleen en er is voldoende plek om comfortabel te zitten. Alleen ‘s nachts heb ik me niet op een kussen of een dekentje voorzien en word ik regelmatig wakker door het schokken van de bus.

Zaterdag 6 juli – Pamplona – Cizur Menor
Rond 9u worden de eerste passagiers afgezet in Saint Jean Pied de Port, verschillende reizigers nemen deel aan een georganiseerde fietsvakantie op de racefiets in de Pyreneeën, weer anderen vertrekken terug naar Nederland dwars door Frankrijk. We zijn nog maar met 6 die de busreis verder zetten naar Pamplona. Een dame met haar 2 puberzoons reist zoals ik ook naar Santiago en 2 andere personen blijven rond Pamplona toeren.
Om 10 uur komen we aan op de eindbestemming, het is er vreselijk druk, Moest ik juist uit alle dagen van het jaar 6 juli kiezen om mijn reis te starten in Pamplona. Pamplona het Baskisch stadje in Spanje, dat jaarlijks vanaf 6 juli tot 14 juli helemaal wit en rood kleurt om de feesten van San Fermin te vieren.

op weg naar de chupinazo
De feesten zijn vooral beroemd door de stierenrennen. Vanaf 7 juli worden elke dag om 8 uur 's morgens 6 stieren door de straten van Pamplona gejaagd. Dit spektakel duurt slechts maar enkele minuten en zorgt vaak voor lelijke valpartijen zowel van de stieren als van de mensen. Sinds het ontstaan van het festival zijn er al 15 slachtoffers gevallen maar toch trekken deze festiviteiten elk jaar meer dan een half miljoen bezoekers. Het startsein van de feesten wordt klokslag om 12 uur 's middags gegeven met de "chupinazo" of "txupinazo" in het Baskisch, op het Ayuntamiento plein onder het stadhuis. Tienduizenden mensen gekleed in witte broeken en shirt met rode zakdoek en sjaal staan daar op elkaar geplakt te wachten op het startshot en bespuiten zich daarna met wijn. Dit jaar was er een klein incident met een vlag zodat de “chupinazo’ pas iets later kon starten. Hier even een kleine impressie :
Het is me gelukt de stad veilig te verlaten maar heb wel wat rondjes gedraaid voor ik de juiste weg kon vinden. Van de stad zelf heb ik niets kunnen zien dit zal voor een volgende keer zijn. Om 14 u kwam ik in het eerstvolgend dorp Cizur Menor aan. Het was al rond 35°C, ik dacht nog iets verder te fietsen maar dat zou niet verstandig zijn met deze temperaturen, dus was de keuze vlug gemaakt, ik zou hier overnachten. De eerste albergue die ik zag was al volzet maar in de Albergue Maribel Roncal was er gelukkig nog plaats.
De albergues zijn de gebruikelijke slaapplaatsen langs de camino voor de pelgrims. Je kan er voor weinig geld overnachten. Slapen doe je in gemeenschappelijke slaapzalen, de wandel- en fietsschoenen worden netjes in kastjes buiten de kamers opgeborgen, er is meestal een keuken waar je je eigen potje kan koken, je kan er gebruik maken van wasmachines en droogkasten of een handwasje doen en vaak hebben ze een tuin of patio waar je kan uitblazen. De albergues maken deel uit van de camino, volgens mij zal je een groot deel van het leven op de camino missen wanneer je er niet logeert. Pelgrims van alle nationaliteiten logeren er van Amerikanen, Japanners, alle Europese nationaliteiten tot Koreanen toe. Ook al heb je een zware fysieke of mentale dag achter de rug, in de albergues kan je helemaal tot rust komen. Voor een onderdak in deze albergues is wel een stempelboekje (credencial) nodig. De prijzen liggen dan ook heel laag tussen de 5€ in de gemeentelijke albergues en rond de 10€ per nacht in privé albergues.

Schoenen en wandelstokken staan netjes buiten
Zondag 7 juli – Cizur Menor – Estella-Lizarra
Rond 5u 's morgens trekken de voetpelgrims hun wandelschoenen aan om op weg te gaan. Je hoort het ritselen van plastiek zakjes, het knipperen van lichtjes. Maar met deze hitte is heel vroeg op pad gaan de beste keuze. Zelf ben ik rond 7u op de fiets gestapt. Van Cizur Menor is het moeizaam klimwerk tot in Campanas. Daarna volgt een stukje op de NA-1110 met maar weinig verkeer onderweg. Ik kom iets voor de middag in Puenta La Reina toe. Het stadje ligt er nog slaperig bij, enkele toeristen staan ongeduldig op de deur van de San Miguel kerk te kloppen maar die is nog toe zelfs op zondag, alleen enkele bars zijn open. Puente La Reina dankt haar naam aan een koningin van Navarra die in de 11de eeuw een zesbogige brug liet bouwen om de pelgrims de tocht over de rivier de Arga te vergemakkelijken. Ik verlaat de stad via deze mooie romaanse brug.
San Miguel kerk Puente La Reina
Na Puente La Reina volgt er weer een vervelende klim van 2,5 km. Ik maak een stop in Mañeru en daarna wordt het terug klimmen, langs mooie dorpjes zoals Ciraqui, Lorca, Villatuerte tot in Estella-Lizarra.
Ciraqui
In Estella meld ik mij aan bij de Albergue Municipal. Een iets grotere albergue dan de vorige die een privé albergue was. Hier ook weer pelgrims van verschillende nationaliteiten maar ook veel Spaanse families die in de zomer de camino lopen. De meeste Spaanse families lopen de camino in verschillende etappes, een etappe per jaar of anderen dan weer elk weekend een stukje. Het is zondag dus alles is gesloten alleen een lokaal winkeltje blijft speciaal open voor de pelgrims daar ga ik wat inkopen doen. Er komen nog andere fietsers toe, het zijn allemaal Spaanse fietsers op de mountainbike die de wandelcamino volgen, ik maak ook kennis met een landgenote uit Laarne die de camino met haar 18 jarige dochter loopt.
San Miguel kerk Estella-Lizarra
San Pedro de la Rua - Estella-Lizarra
Het was een dag van klimmen en dalen tussen de korenvelden. Gele landschappen alom en af en toe een dorpje. 's Morgens kom je nog andere fietsers en wandelaars tegen, maar dan neemt ieder zijn eigen ritme en de rest van de dag ben je als fietser helemaal alleen op de weg, alleen vlinders fietsen met je mee.
Maandag 8 juli – Estella – Logroño
Estella verlaten gaat weer met een forse klim, hoe kan het anders? Vanaf nu ben ik omringd door wijngaarden. Iets buiten Estella kom ik al vlug aan de Bodega de Irache. Hier komt uit de muur van het klooster Santa Maria la Real de Irache, een kraantje met wijn (links) en eentje met water (rechts) waar de pelgrims gratis kunnen uit tappen. Het is nog te vroeg voor wijn voor mij maar er staan al verschillende pelgrims hun plastiek flesje te vullen.
Hierna rijd ik door talloze wijngaarden in een heuvelachtig landschap. Via Villamajor de monjardin op de N111 naar Los Arcos.
Villamayor de monjardin
In Los Arcos neem ik mijn ontbijt op een terras. Ik ga ook even langs de albergue municipal die in de zomer open wordt gehouden door Vlaamse vrijwilligers. Verder gaat de weg weer op en af via Torres del Rio en Viana. Viana is een klein stadje met een versterkt plein en kleine smalle straatjes. Na Viana is de baan vlakker tot in Logroño, hoofdstad van de Rioja-wijn. In het binnenrijden van Logroño vergis ik mij en rijd de stad binnen via een industriezone. Ik heb het befaamde stempelvrouwtje dus gemist.
In Logroño logeer ik in de albergue Check in Rioja. Het is een kleinschalige albergue met moderne accomodaties.
Albergue RiojaInn
Logroño is een interessante stad op de pelgrimsroute, zeker de moeite waard om nog eens terug te keren. Ik spot er ook het eerste ooievaarsnest hoog op de toren van de Santa Maria de la Redonda kathedraal. Ooievaarsnesten die vanaf hier deel uitmaken van het dagelijks beeld van de camino.

Dinsdag 9 juli – Logroño – Santa Domingo de la Calzada
Om Logroño uit te rijden moet ik langs een stuwmeer. Er zijn al veel wandelpelgrims op pad. Telkens wens je ze een “Buen camino” en ze groetten je een “Buen camino” terug.
Na het stuwmeer komt er weer heel wat klimwerk, je vraagt je af waar ze die hellingen toch blijven halen, Voorbij Navarette gaat de weg gestaag omhoog en in Sotes moet ik even van de fiets, de klim leek mij oneindig. Boven in het dorpje sprak een oudere man mij aan en verzekerde mij dat het vanaf dan beter ging gaan. Hij toonde mij in detail de weg die ik nog moest volgen, het leek of hij elke bocht en klim en daling uit het hoofd kende want hij was helemaal juist.
Sotes
Ondanks al het klimwerk blijf ik toch genieten van die prachtige dorpjes en hun inwoners onderweg. Iedereen is altijd klaar om een praatje met me te maken en veel moed in te spreken.
Ventosa
Ventosa
De weg daalt nu af naar Huercanos waar ik een stop maak om water bij te vullen aan een prachtig fonteintje. Fonteintjes met lekker fris water zijn er in elk dorpje te vinden. Het gaat van simpele kraantjes tot prachtige kunstwerkjes.
In het dorpje is aan de voet van de kerk een marktje aan de gang. Alles aan 5€ van kleding, lingerie tot tuinmeubelen toe. Ideale plek om een rustpauze in te lassen en te genieten van de plaatselijke drukte
Marktje in Huercanos
Na Huercanos is het iets vlakker tot in Najera. Wanneer ik in Najera toekom is het al erg warm en beslis ik de route van Clemens Sweerman niet te volgen tot in Santa Domingo de la Calzada, maar de N120 te volgen die een heel stuk korter is. Dit blijkt een grote fout van mij te zijn, niet alleen is die baan erg druk maar het asfalt geeft enorm veel hitte af. Iets voor Santo Domingo de la Calzada neem ik de laatste afrit omdat ik vrees dat het te druk zal zijn om via de grote baan de stad binnen te rijden. Ik kom in een vergeten dorpje terecht en wanneer ik de weg vraag, neemt een man spontaan zijn fiets en begeleidt mij helemaal naar de stad een 8 km verder. Zelf spreek ik wel  Spaans wat het allemaal misschien wat makkelijker maakt, maar de behulpzaamheid en het medeleven van het Spaanse volk is onbeschrijfelijk. De man brengt mij helemaal tot aan de deur van de Albergue Confradia del Santo. Een mooie nieuwe moderne albergue met alles er op en eraan. Je moet wel netjes in de rij je beurt afwachten en je krijgt een bednummer toegewezen. Geen vrije keuze dus, ik heb geluk ik slaap onderaan in het stapelbed en dicht bij het open raam. Vanuit het raam zie ik de toren van de kathedraal, In de kathedraal staat een kippenhok met een levende haan en kip. Dit staat er ter ere van een oude legende : er was eens een Duits echtpaar met hun zoon op weg naar Santiago. In Santo Domingo de la Calzada overnachtten ze in een herberg. De dochter van de herbergier probeerde de zoon te verleiden. De zoon moet niet van het meisje weten en boos verbergt ze een zilveren beker in zijn bagage. De jongeman wordt van diefstal beschuldigd en eindigt aan de galg. De ouders zetten hun tocht naar Santiago toch verder. Op hun terugreis komen ze terug in Santo Domingo en merken tot hun grote vreugde dat hun zoon nog leeft. Al die tijd had de heilige Domingo hem beschermd en van de verstikkingsdood gered. De ouders gaan dit aan de rechter vertellen. Die man is juist aan het eten, een gebraden haan en kip. Omdat hij dit wonder niet kan geloven, zegt hij dat er in hun zoon evenveel leven zit als op zijn bord, waarop de haan en de kip plots tot leven komen. De zoon wordt van de galg gehaald. Sindsdien houdt men in de kathedraal een levende haan en kip.
Kathedraal van Santo Domingo de la Calzada
Alles staat hier in het teken van de legende
Fietsenstalling in de albergue Confrario del Santo
Woensdag 10 juli – Santa Domingo de la Calzada – Burgos
Ik kom nu stilletjes aan dichter bij de Tierra de Campos, dit is het vlakkere deel van heel het traject, maar de wind kan op deze hoogvlakte ook parten spelen. Het is ietsje meer bewolkt in de voormiddag en ietsje minder warm. Het eerste deel is nog klimmen geblazen. Ik rijd nog langs een paar slapende dorpjes en net na Tosantos begint er weer een stevige klim van een 5-tal kilometers.
Kapel Virgen de la Peña buiten Tosantos
Klimmen zal nooit mijn specialiteit zijn maar wanneer je daar eenmaal boven staat omringd door die eindeloze prachtige natuur dan kan ik alleen maar blij zijn dat ik zover gekomen ben om dit te mogen aanschouwen.
Ik steek de grens over van La Rioja naar de autonome regio Castilla y Léon.

Zoals meestal is het binnenrijden van een grote stad heel eentonig en dat is ook zo met Burgos. Ik kom eerst langs een industriezone, de camino loopt daar juist naast deze drukke weg, ik verkies deze te nemen, het is een verhard pad in plaats van de drukke baan. Het moet voor de wandelaars vreselijk eentonig zijn kilometers lang te stappen langs deze baan voor ze de stad bereiken, maar de stad loont de moeite!
Burgos, een stad die in de vroege middeleeuwen gesticht werd en destijds uitgroeide tot een zeer welvarend handels- en cultuurcentrum. Vandaag de dag getuigt de overvloed aan historische gebouwen er nog steeds van de welvaart van weleer.Burgos is een prachtige stad en ook de eerste stad in Spanje waar ik fietspaden aantref.
De oude stad kom ik binnen over de Puente de Santa Maria en onder “el Arco de Santa Maria”
Arco de Santa Maria
Onmiddellijk valt mijn oog op de prachtige kathedraal. De Santa Maria de Burgos-kathedraal, die tot één van de allermooiste van Europa aanzien wordt. De westgevel bestaat uit 2 gotische torens van elk 3 verdiepingen, die op een hoogte van 88m via een galerij met elkaar verbonden zijn. De kathedraal is gewoonweg gigantisch, dat heb ik nog nooit gezien.
Ook de lokale bewoners lessen hun dorst aan de openbare fonteintjes, want STOP zegt de politieagent het is 33°C.
Overnachten doe ik in de albergue municipal Fernan Gonzalez. Het is een grote moderne nette albergue maar er hangt een ietwat onpersoonlijke sfeer. Verschillende generaties pelgrims wachten voor de deur van de albergue.
3 generaties pelgrims melden zich aan bij de albergue municipal 
Donderdag 11 juli – Burgos – Fromista
Na Burgos klimt het toch nog wat maar het Spaanse graan dat de orkaan heeft doorstaan komt steeds dichterbij.
De dorpjes liggen nu meer verspreidt maar ze zijn er niet minder mooi om geworden.
Iets voor Castrojeriz kom ik aan de ruines van een oud klooster San Anton, er is ook een albergue in gevestigd.
Pelgrims komen toe in Castrojeriz. Als je in deze dorpjes komt besef je pas hoe belangrijk de camino voor deze regio is. De weinige dorpjes leven helemaal voor en van de camino. Overal zijn albergues, restaurants, privé logeeradressen te vinden.
Voor Ita de la Vega steek ik een prachtige middeleeuwse stenen brug met 12 bogen over, ik ben nu in de provincie Palencia.
Boadilla del camino
Naast de kerk van Boadilla del camino staat El Rollo gotico dit is een soort folterpaal uit de 15de eeuw waar men aan vast gehangen werd wanneer men iets fout had gedaan.
 
El Rollo gotico
San Martin Fromista
In Fromista zoek ik een logeeradres. Ik ga mij inschrijven in de albergue Municipal maar die valt heel erg tegen. Er hing een onaangename sfeer, de bedden waren niet proper. Ondanks het feit dat ik al betaald had, het was maar 7€ ben ik verder gaan kijken en iets verderop was een privé albergue “Canal de Castilla” die was heel wat beter. De albergue ligt naast het stationnetje van Fromista. Het is een groot houten gebouw die me doet denken aan een saloon, men waant zich er in een western. Ik kan er logeren en eten voor 15€ alles in. Vreemd genoeg ben ik helemaal alleen in de albergue buiten de mussen in de dakpannen. Een albergue voor mij helemaal alleen ook weer een unieke ervaring!
Vrijdag 12 juli – Fromista – Sahagun
De dag start zoals gewoonlijk vroeg rond 7 u met een “café con leché” in de lokale bar.
Aan de hemel staat een mooie regenboog wanneer ik Fromista uitrijd.
Voorbij Fromista rijd ik weer door een gebied met tarwevelden. Enkele dorpjes met “de Campos” in de naam. Poblacion de Campos, Revenga de Campos, Villarmentero de Campos tot in Carrion de los Condes. Vandaar loopt de weg kaarsrecht over tientallen kilometers. Geen greintje schaduw te ontdekken voor de pelgrims.
Calzadilla de la Cueza is in zicht, een opluchting voor vele wandelaars want ze hebben al lang geen dorp meer gezien.
Ik zet mijn weg verder tot Sahagun voorbij Terradillos de los Templarios en Moratinos.
In vele dorpjes is de tijd stil blijven staan.
Mijn eindbestemming voor de dag is Sahagun, de albergue Viatoris. Ook hier weer is er heel veel plaats om te slapen, we zijn met amper 5 personen. Vele wandelpelgrims ontwijken de Meseta en nemen de bus tussen Burgos en Léon, een economische catastrofe voor deze streek die leeft van de camino. ’s Avonds eten we met alle gasten samen een menu voor 10€ in het restaurant van de albergue.
Ook in Sahagun hebben de ooievaars een ideale plek gevonden op de Trinidad kerk die ook een albergue is.
Zaterdag 13 juli – Sahagun León
Ik rijd Sahagun uit onder de Arco de San Benito waar ook ooievaars hun thuishaven hebben gevonden.
De stilte op de meseta is deze ochtend overweldigend, geen wind enkel eenzame akkers rollen zich voor mij uit. Ik hoor alleen het tjilpen van honderden mussen, het zingen van de zwaluwen die nu hoog vliegen en het fluiten van de leeuweriken op de velden en af en toe word ik vergezeld van een groter exemplaar.
Ook de aarde is prachtig rood.
En de ooievaars blijven een plezier voor het oog.
Jonge plataanbomen werden langs de camino geplant om de pelgrims wat schaduw te bezorgen en ook zijn er regelmatig rustplaatsen voorzien, maar de voetpelgrims moeten deze wegen als eindeloos ervaren.
Het is vandaag makkelijk rijden, zelf houd ik wel van deze kaarsrechte uitzichtlozen banen en na Mansilla de las Mulas is het nog een 25km rijden en ik ben in León.
León de hoofdstad van de gelijknamige provincie en ook wel de koninklijke stad genoemd met zijn gotische kathedraal Santa Maria Regla, en de San Isidoro basiliek en vele statige en monumentale gebouwen.
Ik logeer in de albergue Fundacion Ademar, waar ik in een kamer van 4 slaap samen met 3 Brazilianen. 
Die avond waait er een onweer over León.
Zondag 14 juli – León – Astorga
Stilte is zo mooi, vooral deze zondag. Alleen de ooievaars lijken wakker te zijn. Ik blijf ze prachtig vinden daar boven op die fragiele torens. Niets of niemand lijkt hen te storen.
Iets voor Hospital de Orbigo. rijd ik verkeerd en kom in een privétuin terecht, maar niets gedeerd de eigenaars tonen mij lachend de juiste weg.
Na Hospital de Órbigo, met de beroemde brug van Órbigo, de langste brug van de camino die in het midden een knik vertoont, rijd ik terug een stukje op de N120 tot in Astorga. Hier kan ik terug proeven van stevige heuvels maar ook leuke afdalingen. Al een goede voorbereiding voor morgen want dan moet ik de Cruz de Ferro overwinnen. Astorga zelf ligt in een dal. Astorga was een oud Romeinse vesting van de eerste eeuw voor Christus. Een knooppunt van wegen, eindpunt van de heirbaan uit Bordeaux, controlepost van het goudtransport uit Galicië. Het is een levend stadje met weer al imposante kunstwerken zoals de Catedral de Santa Maria en de Palacio Episcopal of het bisschoppelijk paleis van de hand van Gaudi.
Ik schrijf me in in de albergue San Javier die door een Filippijnse familie wordt opengehouden. Ik besef dat ik niets voor te eten heb en ook geen boodschappen kan doen het is zondag. Ik eet iets in een bar in de stad en zal morgenvroeg moeten uitkijken voor proviand. Op de camino is mijn dag steeds hetzelfde ingedeeld: fietsen van 7u tot iets na de middag, door het warme weer kijk ik niet naar het aantal kilometers maar let ik eerder op de warmte, dus zoek ik al een albergue iets na de middag. Inschrijven, douche, handwasje, boodschappen doen in de dichtstbijzijnde supermercado, zelf een potje koken in de keuken van de albergue of ergens in een restaurantje een menu gaan eten. Wat rondlopen in het stadje of het dorpje of wat luieren en lezen, schrijven of praten in de tuin of patio van de albergue. Om 22u ten laatste 22u30 sluit elke albergue zijn deuren en moet iedereen naar bed om de volgende dag paraat te zijn om zijn camino voor te zetten. Hoe simpel het leven toch kan zijn!

Maandag 15 juli – Astorga – Ponferrada
De etappe van vandaag trekt over de eenzame ruige Montes de León waar het pelgrimskruis Cruz de Ferro staat. Ik vreesde wel iets of wat voor deze rit, maar de morgenstond had goud in de mond.
Vanaf Astorga (870m) gaat de weg gestaag omhoog via Castrillo de Polvazares (900m), El Ganso (1030m) en Rabanal de Camino (1170m). In Rabanal del Camino neem ik een koffie in de albergue en ik kan er ook een bocadillo met tortilla en enkele bananen kopen. Ik zie er ook het laatste ooievaarsnest.
Na de pauze terug op de fiets voor een klim van 6km tot Foncebadon (1425m). Vroeger was Foncebad een belangrijke pleisterplaats met een herberg, kerk en klooster. Nu woont er bijna niemand meer, er staan wat vervallen huizen en er is nu een albergue. Hier tap ik wat water bij aan het fonteintje en ben blijkbaar niet de enige fietser met hetzelfde idee. We bereiden ons allemaal voor om nog hoger te klimmen.
  Het berglandschap is redelijk kaal en dor met kleine struikjes heide en gras. 
De weg verdwijnt in een wijde boog voor het laatste steile stuk. Iets verder staat de Cruz de Ferro. Hier worden door de pelgrims stenen achtergelaten die ze hebben meegebracht van huis. Het is een een lang bestaande traditie dat de pelgrims door het achterlaten van hun steentje ook hun zorgen en lasten achterlaten. Het ziet er allemaal wel een beetje rommelig uit er liggen buiten stenen ook foto’s, schoenen, kledingstukken enz. Er staat ook een kleine nieuwgebouwde kapel.
 
Even voorbij Manjarín, een verlaten bergdorp enkele kilometers voorbij Cruz de Ferro, waar alternatieven een kleurige albergue hebben opgericht, loopt de weg nog 1 keer omhoog tot 1555m, dit is het hoogste punt van de etappe en van de camino Frances. Daarna volgt een spectaculaire afdaling. Het eerste dorp dat ik tegenkom is het charmante dorpje El Acebo, een oud straatje met overhangende balkons en scheefgezakte huisjes. Ik neem er even plaats op een terrasje en heb er een gezellige babbel met 2 wandelpelgrims uit Santander die dit jaar de camino tot Sarria lopen, ze bieden mij ook een bocadillo aan. Ik zie ook enkele fietsers terug die ik al een paar keer ontmoet heb. De weg daalt na El Acebo nog verder en het is opletten geblazen en flink in de remmen knijpen tot in het charmante Molinaseca. Ik ben nu in de El Bierzo streek, alles is terug veel groener, met bosjes, wijngaarden en veel fruitteelt. Ik houd halt in Ponferrada aan de albergue municipal San Nicolas de Flüe. De albergue ligt naast de Iglesia del Carmen en een deel van de kerk is omgebouwd in doucheruimtes en toiletten, maar je kan er nog altijd een mis bijwonen. Het is er enorm druk er staan lange wachtrijen om in te schrijven. Ik slaap in een kamer alleen met vrouwen, we zijn met 5, een Italiaanse, een Nieuw-Zeelandse, een Turkse, twee Spaanse en ikzelf. ’s Avonds eten we in een restaurant waar we voor 10€, 5 gangen voorgeschoteld krijgen met drank en digestief inclusief.
Dinsdag 16 juli – Ponferrada – Vega de la Valcarce
Het wordt een korte etappe vandaag want ik wil halt houden aan de voet van de volgende zware klim. Ik probeer dus wat langer te slapen maar om 7u worden we al uit de albergue gezet. Ik treuzel wat in Ponferrada en heb spijt dat ik de stad gisteren niet bezocht heb. Het oude stadsdeel is indrukwekkend met kronkelende straatjes. Er staat een prachtige tempeliersburcht met een toegangsbrug en kanteeltorens. Volgende keer zal ik Ponferrada zomaar niet voorbijrijden.

Na Ponferrada rijd ik op de wandelcamino en kom ik stuk voor stuk mijn kamergenoten van gisteren terug tegen, ze hebben de albergue rond half 6 vanmorgen verlaten. Ik wens hen een “buen camino” en bedenk dat ik het toch een stuk makkelijker heb op de fiets. Het klimmen is misschien een zware klus maar de afdalingen blijven een heerlijke ervaring. Voor de wandelaars zijn de afdalingen vaak het moeilijkst en pijnlijk. Zij staan natuurlijk dichter bij de natuur dan de fietsers, maar ik blijf toch genieten van de manier waarop ik de camino beleef. De dorpen zijn hier ook meer bevolkt en levendiger. In de verte zie ik Villafranca del Bierzo al liggen. In de middeleeuwen stonden hier veel kerken en pelgrimsherbergen, de stad werd het kleine Santiago genoemd. Het is erg druk, er is een markt aan de gang, maar er is ook opmerkelijk meer toerisme. Ik stop er bij de fietsenmaker en laat er mijn remblokjes vervangen.
Vega de la Valcarce ligt aan de voet van de 30km lange klim naar Cebreiro, ik beslis daar te overnachten om morgen uitgerust aan de klim te kunnen beginnen. De eerste albergue is volzet en ik vind een plaatsje in de albergue Saccarin. Spaanse fietsers die ik in Foncebadon ontmoet heb, komen er ook aan, we kunnen er een menu eten voor 10€ en het wordt weer een gezellige avond, we drinken ook een borreltje met z'n allen voor het slapengaan.
De siësta wat kan het leven mooi zijn.
Woensdag 17 juli – Vega de la Valcarce – Sarria
Ik vertrek stipt om 7u om de grote reus te beklimmen. Ik rijd niet samen met de andere fietsers maar we spreken af om ons ’s avonds in een albergue in Sarria te treffen.
De klim wordt geleidelijk steiler overal rond mij een diepgroen dal en boven mijn hoofd de hoge viaducten van de A6 waarop vrachtwagens voorbijrazen.  Een oudere man met pet en wandelstok komt me tegemoet op de weg en vraagt of ik uit Nederland kom. We maken een praatje en met een brede glimlach en een ferme handdruk wenst hij mij een "buen camino". Iedere keer toch weer geweldig zo'n ontmoeting. Aangekomen op de Puerto Pedrafita rust ik wat uit want er wacht mij nog een helling van 4km lang. Er waait ook een warme wind, gelukkig heb ik die niet op kop. Om 10u stipt sta ik boven aan de top, en kom er samen aan met 2 fietsers uit Madrid. Niet voor niets dat ze deze etappe de "camino duro" noemen, maar het is de moeite waard, de uitzichten rondom zijn adembenemend. De lucht is strak blauw en ik kan ver uitkijken over de bergen, heuvels en dalen van het groene Galicië.

  Na de alto do Cebreiro daalt het lichtjes maar het gaat weer even snel omhoog naar de alto San Roque, daar staat een groot pelgrimsbeeld.
Nu nog de alto do Poio voor de boeg en dan kan ik aan de 17km lange afdaling beginnen. In alto do Poio stop ik bij een van de 2 albergues. Hier worden Amerikaanse pelgrims met de bus naar toe gebracht. Ze zijn gewapend met hun stempelboekje en trachten zo veel mogelijk stempels te verzamelen.
Bij het afdalen knijp ik weer flink in de remmen. Het lijkt of ik in die diepgroene massa voor mij ga opgenomen worden.
Na de afdaling kom ik aan in Triacastela vanaf hier fiets ik langs smalle riviertjes tussen bosrijke hellingen tot in Samos. Langs de weg staat een indrukwekkend gebouwencomplex een benedictijnenabdij het monasterio San Julian. Een deel van het complex werd omgebouwd tot een kleine albergue maar het ligt wel aan het druk straatverkeer. Het is een mooi dorpje met veel restaurants en slaapgelegenheden.

Ik rijd nog 11km verder tot Sarria onderweg ontmoet ik pelgrims met de ezel en te paard. Al de vervoersmiddelen die je kan inbeelden zie je wel eens onderweg zoals de ligfiets, de plooifiets, een eenwieler en noem maar op.
De albergue waar we hebben afgesproken is de albergue A Pedra. De hospitalero biedt ’s avonds een gemeenschappelijke maaltijd aan voor 8€. Natuurlijk wil ik daar graag op in gaan. Om 7u30 wacht ons een mooi gedekte tafel en het is lekker smullen in leuk gezelschap, de meesten uit Spanje maar ook nog een Deense en een Duitser.



Donderdag 18 juli – Sarria – Palas del Rei
Buiten Sarria is het weer klimmen geblazen en het is er verwonderlijk bitter koud in de vallei. Het is erg mistig tot aan het stuwmeer aan Portomarin. Het doet me er even aan denken hoe de temperaturen hier in het prille voorjaar moeten zijn. Nu heb ik de hele afstand in een T.Shirt en fietsbroek kunnen rijden, hier moet ik wel mijn fleece even uit mijn fietstas halen. 
 Na Portomarin trekt de kille mist die over het dal hing weg en maakt terug plaats voor een helderblauwe hemel. Vanaf hier is het ook 12km klimmen aan een stuk door. De weg loopt langs het wandelpad, veel pelgrims zijn op weg. Ze lopen als een stoet achter elkaar. De laatste 100 km voor Santiago zijn een feit en ze zijn voldoende om een Compostelana te krijgen. Plots hoor ik op het wandelpad Vlaams praten, ik heb langs de camino amper landgenoten en nog minder Nederlanders ontmoet. Ik spreek hen aan en het blijken Paul en Rita uit Onze Lieve Vrouw Waver te zijn, een dorp op enkele kilometers van mijn woonplaats. Ze zijn al meer dan 3 maand onderweg. Ze hebben de camino 17 jaar geleden als eens per fiets gereden samen met hun kinderen. Wat een wonderlijke ontmoetingen beleef je op deze weg. Na Hospital de la Cruz volgt de route een smalle heuvelachtige weg langs enkele oude dorpjes. Het is er wel erg druk, overal lopen er pelgrims nu vooral in groep. Alles lijkt hier plots georganiseerd. In Ligonde worden we zelfs opgewacht aan de albergue voor een stempel en eventueel een tasje koffie of thee. Ik vrees dat er in Palas del Rei wel niet veel plaats zal zijn in de albergues. De gemeentelijke albergues in Galicia zijn dan ook gratis. Aangekomen in Palas de Rei, zitten de 3 albergues vol, het is er heel erg druk. Ik vind een kamer in een hotelletje voor 15€, de kamer ziet er simpel maar netjes uit alleen de vering van de matras was niet optimaal, maar voor die prijs ga ik zeker niet klagen, dit is luxe voor mij.
Gabier, Efren en Mari Carmen met wie ik al een paar dagen afspreek rijden door tot Arzua, ze willen morgen in Santiago aankomen voor de middag. Ik zal hun dus nier meer terugzien.
Vrijdag 19 juli - Palas de Rei - Santiago
Dit laatste stuk van de camino francés is in alle opzichten anders, de drukte, het landschap, de architectuur, de taal (hier spreken ze Galejo).  Na Palas de Rei volg ik de hoofdweg N547 tot in Melide. Vanaf Melide is het een must "pulpo" te eten. Je zal er vaak pulperias tegenkomen die alleen inktvis serveren op allerlei manieren maar altijd om een klein houten schoteltje.
 pulpo gallega
Net voorbij  Meldide verlaat ik de hoofdweg en kom ik op kleine rustige wegen in een glooiend landschap tussen eucalyptusbossen en boerendorpjes. Heel regelmatig zie ik een horreos of graanopslagplaats. Ze lijken op stenen huisjes die op hoge palen staan waar een brede platte dwarssteen op ligt. In de wanden zijn openingen voorzien zodat er voldoende verluchting in is en gezien de hoogte kunnen de muizen niet aan het graan komen.
horreos
boerenleven in Galicië
voorliefde voor deze groene kleur in Galicië
Arzua is de laatste grote plaats voor Santiago. Vanaf hier ga ik de Sint-Jacobsfietsroute van Clemens Sweerman niet meer volgen omdat ik verkies zoals de wandelpelgrims langs Pedrouzo en Monte do Gozo, Santiago binnen te rijden. In Pedrouzo wil ik een slaapplaats zoeken maar ik ben weer ontgoocheld door de drukte en omdat Santiago nog maar op een 30tal km ligt, beslis ik plots van door te rijden, het is ook nog maar net iets na de middag.  Ik moet nog een stuk de hoofdweg terug volgen totdat ik de wandelcamino op kan rijden. Vanaf hier is het nog een tiental km tot Monte do Gozo en vandaar daalt de weg tot in Santiago. Ik rijd rond 15u, net als miljoenen wandelende en fietsende pelgrims het voor mij deden, Santiago binnen. Ik ga rechtstreeks naar de hoofdingang van de kathedraal aan het Praza do Obradoiro, samen met andere pelgrims die ook net zijn aangekomen.
 Aankomst op de Praza do Obradoirio
 


Hierna ga ik op zoek naar het pelgrimsbureau om mijn Compostelana op te halen. Tot mijn grote verbazing staan Gabier, Efren en Mari Carmen daar ook te wachten, ze zijn een uurtje voor mij in Santiago toegekomen, wat een prachtig weerzien! Het afhalen van de compostelana blijft maar een administratief gebeuren, je moet netjes in een rij gaan staan en een formulier invullen met je vertrekplaats, datum en reden van je tocht. Ze kijken zelfs niet op wanneer je toch een behoorlijke afstand hebt afgelegd. Daarna ga ik op zoek naar een albergue en vind nog een laatste plaatsje in de albergue O Fogar de Theodomiro. Maar eens je in Santiago een albergue binnenstapt, ben je pelgrim af. Hier gelden geen openingsuren meer, hier moet je niet buiten voor 7u ’s morgens en hier logeren ook niet alleen pelgrims maar ook toeristen. Het voelt een beetje als een koude douche, ook al ben ik niet als pelgrim vertrokken, pelgrim wordt je toch wel een beetje onderweg. Na de douche en het handwasje, sorteer ik mijn bagage en breng ik mijn fiets en fietszakken naar het hotel Mexico waar Soetens Transport er zal voor zorgen dat die veilig terug in België geraakt. Na het eten loop ik nog even de kathedraal binnen want alleen in de vrijdagavondmis wordt de botafumeiro nog gebruikt. Het is het grootste wierookvat ter wereld, van ongeveer 1,60m groot dat aan het einde van de mis door 8 mannen die aan touwen trekken door de kathedraal geslingerd wordt. Het is wel heel impressionant wanneer het wierookvat door de kathedraal zwiert.
Ik heb nog 3 dagen om wat rond te kuieren in Santiago, een interessante stad en ik heb er ook lekkere “Tarte de Santiago” gegeten. Ook in Santiago nog een paar leuke ontmoetingen waaronder Frank en Stef die vanuit Lier in België en Sneek in Friesland met de fiets zijn vertrokken, elkaar onderweg toevallig ontmoet hebben en hun tocht samen hebben verdergezet. Ik ben alleen op deze reis vertrokken, maar heb me op de camino geen seconde alleen gevoeld, hierbij dank aan al de ontmoetingen onderweg die stuk voor stuk de moeite waarde zijn geweest!
 



Hier eindig ik mijn verhaal, ik neem nog de bus naar Finisterre, of het “einde van de wereld” een symbolische plek om deze reis af te sluiten.
Voor hen die de camino willen lopen of fietsen zeker doen! "Buen Camino"!


Een dag na mijn aankomst thuis werd Santiago de Compostela getroffen door een vreselijk treinongeval waarbij 79 mensen het leven lieten.



2 comments:

Jeanne said...

Beste Mie, ik heb grote bewondering voor je fietsprestaties! Dank je wel voor de mooie foto 's en bijbehorende verhalen. Ik heb ervan genoten! Ik hoopte ook ooit nog eens in de buurt van de Camino en in Santiago di Compostela te komen, en door jouw blog is dat verlangen alleen maar sterker geworden. (Maar het zal niet op de fiets zijn, denk ik...) ik zal ook een dezer dagen aandacht aan je fietstocht schenken op mijn blog Zovandat.blogspot.nl.
Welkom!
Jeanne

Hostel Oviedo said...

Si se hace el Camino de Santiago y la ruta pasa por Oviedo, un bonito lugar donde hospedarse el https://oviedo.hihomehostel.com/. Un hostal juvenil perfecto para la ocasión.

Post a Comment

 

Flickr Photostream

Follow Me on Pinterest

Twitter Updates

Follow on Bloglovin

Meet The Author